Citizens in Charge in the Knowledge Democracy
In the years ahead, government should get accustomed to the fact that citizens will inceasingly interfere in the implementation of public tasks. In order to effect a smooth transformation, first of all government should be receptive to this change. Secondly government should adapt its procedures to accomodate new ways of citizen involvement. Finally society shall have to cope with a government that delegates reponsibilities. This was the conclusion from the track Citizens in Charge on the international Conference Towards Knowledge Democracy, held 25-27 August at Leyden University. Citizenlink gave a presentation and moderated the panel discussion on this topic.
Overheden zullen er de komende jaren aan moeten wennen dat burgers zich steeds meer gaan bemoeien met de uitvoering van publieke taken. Om dit soepel te laten verlopen moeten overheden allereerst zich hiervoor openstellen. Vervolgens zullen ze hun processen moeten aanpassen aan nieuwe vormen van burgerbetrokkenheid. Ten slotte zal de burger moeten leren leven met de gevolgen van een overheid die verantwoordelijkheden delegeert. Dit kwam naar voren tijdens de sessie Citizens in Charge op de internationale conferentie Towards Knowledge Democracy die van 25-27 augustus werd gehouden in de Universiteit van Leiden. Burgerlink verzorgde daar een presentatie en modereerde de discussie.
Centrale stelling van de conferentie is dat de burger zich niet langer vertegenwoordigd voelt door de representatieve democratie en dat overheden niet kunnen zonder kennis en inbreng van burgers. De veronderstelling dat de relatie burger – overheid aan fundamentele herziening toe is bestaat overigens al langer in het kader van de ontwikkeling van de e-overheid. De opkomst van Web 2.0 versterkt die tendens. Maar de institutionele vormgeving van die nieuwe relatie is nog allerminst duidelijk.
Een van de vele deelsessies op de conferentie had het welgekozen motto “Citizens in Charge”. Valerie Frissen opende met een verfrissende uiteenzetting over de kenmerken van Web 2.0. Zij benadrukte de verschuivingen die door de opkomst van het sociale web optreden in diverse aspecten van de relatie burger – overheid. Ze benadrukte dat web 2.0 geen toekomstmuziek is, en dat overheden niet mogen dralen om hun waardenketen opnieuw te doordenken op punten van regie, controle, etc. Er is een opvallend verschil met de private sector die in snel tempo de dienstverlening aan de nieuwe omstandigheden aanpast.
Jasper Koolhaas van Geluidsnet presenteerde dit burgerinitiatief om bewoners die last hebben van van vliegtuiglawaai van feitelijke meetgegevens te voorzien in hun acties tegen aantasting van hun woonomgeving. De organisatie richt zich inmiddels onder de naam Sensornet op geluidsmeting bij andere situaties zoals dansfeesten en racecuits, en speelt daarbij in op zelfhandhaving door de vergunninghouder en horizontaal toezicht door belanghebbenden.
Frank Hoen van Amber Alert vertelde dat in navolging van initiatieven in andere landen in Nederland sinds eind 2008 ook zo’n alarmsysteem in opgezet met als doel om in ernstige gevallen van kinderontvoering heel snel via alle denkbare kanalen een politieoproep te verspreiden. Het slaat aan bij burgers en instanties die zich daarvoor op grote schaal aanmelden. Het is een goed voorbeeld van samenwerking tussen een private en publiek partij, al doen zich ook daar afstemmingsvraagstukken voor met bestaande (recherche)methodieken.
Vervolgens belichtte Matt Poelmans van Burgerlink de Nederlande beleidslijn om het presteren van de overheid te verbeteren met inschakeling van burgers. Dat heeft drie pijlers:
– servicekwaliteit, door normen voor samenwerking te standaardiseren, zowel voor dienstverlening als participatie;
– klanttevredenheid, door die te meten op basis van feitelijk ervaringen met de afhandeling van levensgebeurtenissen;
– burgerbetrokkenheid, door burgers te voorzien van instrumenten om actief mee te doen, zowel in politieke als maatschappelijke verbanden.
Dat laatste heeft het meest directe aanknopingspunt met Knowlegde Democracy. Hij noemde voorbeelden van projecten om burgers te versterken in hun relatie met de overheid op het gebied van informatie (WatStemtMijn Raad) en agendering (ePetities).
Er zijn uiteraard veel meer initiatieven en voorbeelden van nieuwe burgerparticipatie die navolging verdienen, maar onder welke voorwaarden zijn deze succesvol? Ten minste drie factoren zijn van belang: Cultuur, Proces en Verwachtingen.
Ten eerste kan de ambtelijke en bestuurlijke cultuur nog niet goed overweg met allerlei nieuwe vormen van ‘inmenging’. Gelukkig treden nieuwe generaties ambtenaren en bestuurders aan die zijn opgegroeid met nieuwe media en communicatie.
Maar om te voorkomen dat die worden ingekapseld, moeten ten tweede ook de processen van de overheid op de schop. Die zijn nog steeds vooral aanbodgericht en te weinig klantgestuurd. Dat kan trouwens ook de verklaring zijn waarom het gebruik van de e-overheid achterblijft bij het aanbod. De diensten zullen flexibeler moeten worden en meer keuzevrijheid moeten laten, met behoud van publieke waarden als zorgvuldigheid en rechtszekerheid.
Ten slotte spelen verwachtingen een rol. Een overheid die minder bureaucratisch is, kan ook minder voorspelbaar zijn, tot grotere verschillen leiden en fouten maken. Bepaald niet zeker is of de samenleving daar klaar voor is. Eerder is er sprake van twee tegengestelde trends: enerzijds moet de overheid sneller en met minder rompslomp werken, maar anderzijds wordt van de overheid verwacht dat zij alle risico’s kent en voorkomt. Het zal vermoedelijk meer van deze derde factor afhangen hoe snel Overheid 2.0 van de grond komt. De afrekencultuur staat op gespannen voet met professionele vrijheid. De huidige mediademocratie zou wel eens de grootste belemmering kunnen zijn voor de toekomstige kennisdemocratie.
De bijeenkomst “Citizens in Charge” was voorbereid door VIDE, de beroepsvereniging van toezichthouders, inspecteurs en handhavers.